Een onterfd kind heeft in de basis recht op zijn legitieme portie. De legitieme portie wordt niet berekend in de nalatenschap, maar in de legitimaire massa. Dat is, oneerbiedig gezegd, het bedrag dat er zou moeten zijn als er geen onnodige afwikkelingskosten worden gemaakt en geen serieuze giften zouden zijn gedaan. Die massa wordt (dus) berekend door met afwikkelingskosten slechts beperkt rekening te houden en bepaalde giften weer bij het saldo van het nagelaten vermogen op te tellen.
Voor wat betreft de giften is de hoofdregel dat die van de laatste 5 jaar voorafgaand aan het overlijden worden meegenomen. Giften aan afstammelingen worden echter tot aan hun geboorte meegenomen. Het moet daarbij uiteraard wel gaan om serieuze giften.
Maar wat te denken van het volgende. Vader overlijdt in 2018. Hij laat zijn vrouw, hun zoon en hun dochter als erfgenamen achter, ieder voor 1/3 gedeelte. Enkele jaren na zijn overlijden krijgen moeder en dochter ruzie. Tussen hen komt het niet meer goed. Als gevolg hiervan onterft moeder haar dochter. Dat blijkt na haar overlijden in 2025.
De dochter beroept zich op haar legitieme portie. Het is haar bekend dat haar broer - toen vader en moeder nog leefden - € 20.000 heeft gehad als gift. De dochter vindt dat zij 1/4e gedeelte (het breukdeel van haar legitieme portie in dit geval) dient te krijgen, ook van deze gift.
Haar broer is het hier niet mee eens. Hij stelt dat de gift door vader is gedaan en voor de erfenis van moeder dus niet meetelt. De zus brengt daar tegenin dat de gift in ieder geval voor de helft meetelt, omdat vader en moeder in algehele gemeenschap van goederen waren getrouwd. De gift is ook nog eens betaald vanaf hun gezamenlijke rekening.
Stel dat de gift inderdaad alleen door vader is gedaan, wie heeft dan gelijk? Als vaststaat dat alleen vader de gift heeft gedaan, dan heeft de zoon gelijk. Op 5 september van dit jaar (publicatiekenmerk: ECLI:NL:HR:2025:1238) is over dit soort discussies het pleit beslecht door de Hoge Raad. De leer van de formele toerekening is leidend. De gift wordt toegerekend aan degene die de gift doet. Of deze gulle gever heeft gegeven uit een gemeenschap van goederen of niet, doet voor die toerekening niet ter zake. Dat blijkt uit de wetsgeschiedenis. Een plan om iets anders hierover in de wet op te nemen, heeft het niet gehaald. Als de gift wel door vader is moeder samen werd gedaan, vanuit een gemeenschap van goederen ligt een toerekening bij helften voor de hand.