In de vorige column schreef ik over de voorzieningen van de wet om de bevoegdheden van de executeur te beperken. Zoals in de vorige column is geschreven is schorsing van de executeur is in de praktijk iets dat niet vaak voor komt.
Ook anderszins is het ontslag van de executeur niet zomaar aan een feit. De wet bepaald door wie het ontslag mag worden aangevraagd. Die kring van personen is beperkt. Als de problemen bestaan met iemand die daartoe niet gerechtigd is, dan kan een ambtshalve ontslag nog uitkomst bieden. De kantonrechter is bevoegd een executeur uit zichzelf te ontslaan, maar dan moet hij natuurlijk wel op de hoogte zijn van de problemen en dat kan gebeuren door iemand die niet bevoegd is om het ontslag aan te vragen.
Verder is het de vraag wat het gevolg is van het ontslag. Soms kan de rechter een nieuwe executeur benoemen volgens het testament en soms kan dat niet. Als dat niet kan, dan gebeurt het soms dat bijvoorbeeld een langstlevende echtgenote als executeur wordt ontslagen maar vervolgens als erfgenaam weer het aanspreekpunt is. Dan is dus dezelfde persoon met een nieuwe pet op het aanspreekpunt. Vaak zijn de betrokkenen daarbij niet gebaat.
Als er wel een nieuwe executeur kan worden benoemd, dan brengt dat ook vaak nieuwe kosten met zich mee. Zeker als de werkzaamheden bijna zijn afgerond is het de vraag wat dan wijs is, een nieuwe executeur benoemen of niet. In de rechtspraak wordt daarover verschillend geoordeeld. Net als heel vaak in het recht zijn de omstandigheden van het geval van grote invloed.