In de huidige samenleving is de financiële afwikkeling van het vermogen bij een beëindiging van de relatie tussen samenlevers een veelbesproken onderwerp, het zogeheten “vergoedingsrecht”. Denk bijvoorbeeld aan een partij die met privévermogen heeft geïnvesteerd in een gemeenschappelijk goed, maar ook juist in een privégoed van de andere partij, zoals een woning.
Voor vermogensverschuivingen tussen samenlevers bestaat tot op heden geen algemene wettelijke grondslag, zoals bij gehuwden of geregistreerd partners wel het geval is. Tegelijkertijd is er weinig verschil tussen het dagelijks leven van samenlevers en gehuwden. Beiden moeten een huis onderhouden, doen boodschappen, betalen huur of en hebben een hypotheek afgesloten. Zolang de relatie standhoudt, zullen zich doorgaans geen problemen voordoen. Echter als de liefde bekoelt, is de situatie soms anders.
De kwestie van vergoedingsrechten speelt niet alleen bij samenlevers zonder samenlevingsovereenkomst, maar ook bij stellen die er wél een hebben. Want vaak ontbreekt daarin juist een bepaling over hoe met vergoedingsrechten moet worden omgegaan.
In 2019 werd juridisch Nederland positief verrast door een uitspraak van de hoogste rechter, waarin piketpaaltjes werden geslagen met betrekking tot vergoedingsrechten bij samenlevers, waaronder ook het beroep op de redelijkheid en billijkheid. Desondanks is de (lagere) rechtspraak nog steeds terughoudend als het gaat om vergoedingsrechten in geval van samenlevers en is het voor samenlevers niet eenvoudig om daarop aanspraak te maken.
Dit was recentelijk nog het geval in een uitspraak van de Rechtbank Gelderland op 20 augustus 2025. Partijen hadden een affectieve relatie gehad, een samenlevingsovereenkomst gesloten en zij waren samen eigenaar geworden van een woning. In de samenlevingsovereenkomst ontbrak echter een bepaling op basis waarvan aanspraak zou kunnen worden gemaakt op een vergoedingsrecht. Ondanks dat de man had aangevoerd met zijn spaargeld in de woning te hebben geïnvesteerd, oordeelde de rechtbank dat onvoldoende is gebleken van bijzondere omstandigheden die een beroep op de redelijkheid en billijkheid zouden rechtvaardigen. Daarbij heeft de rechtbank onder andere in zijn oordeel meegenomen dat de vrouw óók heeft bijgedragen aan hun gemeenschappelijke huishouding in de vorm van de zorg voor de kinderen, werkzaamheden ten behoeve van het huis en huishouden. De rechtbank oordeelde dat ook op andere juridische gronden de vordering niet kon slagen.
Hoewel een partij gevoelsmatig mogelijk recht zou hebben op een vergoedingsrecht, blijkt uit de rechtspraak dat dit voor samenlevers – zonder daarover concrete afspraken vast te leggen – niet zo eenvoudig is. Voor samenlevers verdient het daarom aanbeveling om aan het begin van de samenwoonrelatie naar de notaris te gaan om goede afspraken te maken over alle vermogensverschuivingen. Is dat niet gebeurd, dan kan juridische bijstand helpen om te bekijken wat er nog mogelijk is.
Advies personen- en familierecht advocaat nodig?